Circulaire Wapens en Munitite 2012 II

Circulaire Wapens en munitie 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een gewijzigde Circulaire wapens en munitie 2012 II vastgesteld die per 1 oktober 2012 in werking treedt. Veel wijzigingen daarin waren al in een eerder stadium in brieven van de Minister aangekondigd, zoals een opbouw in wapentypes op basis van ervaring, verplichte wedstrijddeelname, certificering, enzovoorts. Klik hier voor deze nieuwe circulaire.

Hieronder volgt een nadere uitleg over de belangrijkste wijzigingen die de sportschutters aangaan.

BRON : KNSA Website

 

1.    OPBOUW IN WAPENTYPES (in drie fasen)

Voor de aanvraag van een verlof tot het voorhanden hebben van een vuurwapen dient de aanvrager een redelijk belang te hebben. Dat redelijk belang werd tot nu toe ingevuld door de volgende voorwaarden:

•de aanvrager is minimaal een jaar  lid van een bij de KNSA aangesloten schietvereniging;
•hij beoefent een schietsportdiscipline die door de KNSA is gereglementeerd of erkend;
•deze schietsportdiscipline wordt in het verband van zijn vereniging beoefend;
•Het wapen waarvoor verlof wordt gevraagd is bij deze discipline toegelaten;
•De aanvrager is tenminste 18 jaar oud;
•De aanvrager c.q. verlofhouder toont 18 schietbeurten in het afgelopen jaar

De Minister heeft in de eerste van bovengenoemde voorwaarden een aanzienlijke wijziging aangebracht, namelijk deze dat in de nieuwe CWM 2012 II  een differentiatie in wapentypes, al naar gelang de ervaring van sportschutters is opgenomen. Deze differentiatie heeft niet slechts betrekking op wapens waarvoor een verlof mag worden afgegeven, maar ook voor het gebruik van verenigingswapens of wapens van medeschutters. De door de Minister aangegeven differentiatie kent drie fasen; ik zal u die drie fasen toelichten:

Fase 1:

Sportschutters die korter dan één (1) jaar lid zijn mogen de schietsport uitsluitend beoefenen met vuurwapens die geschikt zijn voor Olympische disciplines en sportschutters die na minimaal één (1) jaar een eerste verlof aanvragen, komen uitsluitend voor vuurwapens in aanmerking die geschikt zijn voor de beoefening van Olympische disciplines.

Deze wapens moeten dus geschikt zijn voor de beoefening van Olympische disciplines; die discipline behoeft niet per se beoefend te worden. Er kan dus ook verlof worden aangevraagd en disciplines kunnen worden beoefend, zoals Meesterkaart Licht, Klein Kaliber Geweer 12 meter, KKG 100 meter, Klein Kaliber Karabijn (enkelschots), Standaard Pistool, Meesterkaart KKP, Kleiduivenparcours, Sporting Skeet, Sporting Trap, enzovoorts.

Ik noem een aantal voorbeelden van wapens waarmee in dat eerste jaar de schietsport mag worden beoefend c.q. na afloop daarvan een verlof kan worden aangevraagd: alle kleinkaliber enkelschots geweren en karabijnen, zoals een Anschutz Match 54 .22LR, een grendelkarabijn CZ 454 SM .22LR, kleinkaliber-pistolen en -revolvers, zoals een Walther GSP .22, een Smith & Wesson model 617 .22LR, een Colt 1911 Colt cup .22LR, zolang bij pistolen en revolvers de maximaal toegestane looplengte van 153 mm maar niet wordt overschreden.

Voor geweren en karabijnen geldt dat zij niet semi-automatisch kunnen vuren. Meerschots  kleinkaliber-geweren en -karabijnen door middel van een magazijn, zijn toegestaan, voor zover er geen sprake is van een zelfladende functie. Vanzelfsprekend dienen de wapens ook te voldoen aan de eisen van het Schiet- en wedstrijdreglement.

Voor hagelgeweren ten behoeve van het Kleiduivenschieten geldt: alle dubbelloops hagelgeweren “side by side” of “over and under”, met een maximaal toegestaan kaliber 12, zijn toegestaan. Enkelloops, semi-automatische of pump-action-geweren zijn niet toegestaan.

Fase 2:

Na een jaar lidmaatschap en bij de eerste verlenging van een verlof, mag de schietsport worden beoefend c.q. mag verlof worden aangevraagd niet alleen voor wapens die zijn toegelaten bij Olympische disciplines maar tevens voor wapens die zijn toegelaten binnen de disciplines van de International Shooting Sport Federation (ISSF) en de Historische-Wapensdisciplines van de Muzzle Loaders Associations International Committee (MLAIC).

Dat zijn dus grootkaliber-pistolen en –revolvers, met een maximum kaliber van 9 mm, zoals een Glock model 17, 19, 34, een CZ model 75B kaliber 9 mm Luger, een Tanfoglio Match kaliber 9 mm, een revolver Smith & Wesson model 686+ kaliber 38 Special, zolang de looplengte maar niet meer is dan 153 mm.

Voor grootkaliber-geweren geldt dat deze zijn toegestaan in enkelschots uitvoering, niet zijnde semi-automatisch. Meerschots geweren met magazijn zijn toegestaan, maar geen magazijnen met zelfladende functie. Dat zijn geweren zoals een Keppeler 300 meter standaard kaliber 6 mm of een Steyr safe bold stainless in het kaliber .308, enzovoorts.

Voor historische wapens geldt datalle wapens die zijn toegestaan binnen de door de KNSA c.q. de MLAIC gereglementeerde disciplines, zijn toegestaan.

Fase 3:

Na twee (2) jaar lidmaatschap en bij de tweede verlenging van een verlof, is het oefenen met verenigingswapens en de aanvraag van een verlof toegestaan in alle andere overige door de KNSA gereglementeerde en erkende disciplines.

Dat betekent dat wapens in semi-automatische uitvoering voor de disciplines Militair Pistool, Militair Geweer, Dynamic Service Rifle, NPSA Geweer & Pistool, Action Shooting, .30M1, zijn toegestaan wanneer deze voldoen aan de desbetreffende regelgeving.

Voor pistolen en revolvers betekent dit dat ook kalibers boven de 9 mm, zoals de .45 ACP, zijn toegestaan en ook militaire geweren in semi-automatische uitvoering en ook afgeleiden van militaire geweren in kleinkaliber-uitvoering zijn toegestaan.

Voor de disciplines die zijn erkend door de KNSA, van de APS en de NPSA, te weten Dynamic Service Rifle en NPSA Geweer & Pistool, zijn ook geweren toegestaan die gebruik maken van pistoolmunitie.

Al sinds enige tijd is door de KNSA op haar website gepubliceerd een overzicht van alle KNSA-gereglementeerde disciplines. In dat overzicht zijn de belangrijkste sporttechnische en wapentechnische eigenschappen opgenomen, zoals trekkerdruk, de kalibers, gewichten, afmetingen, enzovoorts. In datzelfde overzicht is nu ook gemerkt welke disciplines binnen welke fase zijn toegestaan. Klik hier voor het overzicht disciplines.

2.    CERTIFICERING

De Minister heeft in de CWM 2012 II vastgelegd dat verenigingen voor de verkrijging van een verenigingsverlof, niet alleen bij de KNSA als lid moeten zijn aangesloten maar ook door de KNSA moeten zijn gecertificeerd. Datzelfde geldt tevens voor privéverloven en dat wil zeggen dat de aanvrager c.q. verkrijger van een wapenverlof lid moet zijn van een bij de KNSA aangesloten en gecertificeerde vereniging.

Het KNSA-bestuur zal daarover in de komende maanden de verenigingen nader informeren. Uiteraard geldt daarvoor een overgangsregeling, maar daarover later meer.

3.    WEDSTRIJDDEELNAME

Sportschutters waren er al mee bekend en er al gewend aan dat zij voor de aanvraag en de verlenging, als onderdeel van het redelijk belang dat moet worden aangetoond, jaarlijks een minimumaantal schietbeurten moeten hebben verricht (18). Daarin komt geen verandering. Waar wel verandering in komt is dat in de nieuwe circulaire wordt verplicht dat de sportschutter de schietsport in wedstrijdverband beoefent. De wijze waarop dit wordt aangetoond, moet worden voorgeschreven door de KNSA en die zal die aantoonbaarheid opnemen in de certificering. Inmiddels heb ik begrepen van het KNSA-bestuur dat verenigingen daarin kunnen voorzien door het aanbieden van een verenigingscompetitie waaraan verlofhouders c.q. potentiële verlofhouders zullen deelnemen.

4.    GEBRUIKSGEWEER

Al sinds eind jaren ’80 is een onderdeel van het zogenaamde “redelijk- belangcriterium” dat de verlofaanvrager c.q. -verkrijger een door de KNSA gereglementeerde of erkende discipline beoefent. In de circulaire van 1989 is dat voor het eerst opgenomen en toen maakte zelfs het KNSA Schiet- & Wedstrijdreglement nog integraal onderdeel van dit circulaire uit. Tijdens de gesprekken die daarover destijds zijn gevoerd, bleek datals gevolg daarvan een aantal vuurwapens en vooral geweren niet pasten in enige KNSA-discipline. Om te voorkomen dat die verlofhouders – en dan moet u vooral denken aan grootkaliber geweren met een kaliber van meer dan 8 mm of de zogenaamde combi-wapens – daarvan gedwongen afstand moesten doen, is toen in overleg met het Ministerie, de discipline Gebruiksgeweer benoemd. In de eerste jaren na de inwerkingtreding van die circulaire, zijn er in de discipline Gebruiksgeweer nog veel activiteiten zoals wedstrijden georganiseerd. Vanaf zo’n beetje begin jaren ’90 en overlopend naar de 21ste eeuw is het aantal geweren dat in de discipline Gebruiksgeweer werd aangeschaft drastisch teruggelopen en navenant ook de organisatie van activiteiten.

Inmiddels wordt er in deze discipline geen enkele wedstrijd meer georganiseerd, waarmee het draagvlak voor het zogenaamde redelijk-belangcriterium langzaam maar zeker is verdwenen. Dat is voor het Ministerie reden geweest om de discipline Gebruiksgeweer als redelijk-belangcriterium, en zeker in de nieuwe constellatie met een verplichte wedstrijdddeelname, ter discussie te stellen en zelfs de beoefening daarvan niet meer toe te staan met uiteindelijk als doel dat voor die discipline geen nieuwe verloven meer kunnen worden aangevraagd en verkregen. In de circulaire is dat nu expliciet zo opgenomen.

Uiteraard zullen bestaande verlofhouders daar niets van merken, maar daarover later meer voor wat betreft de overgangsregelingen.

5.    OVERGANGSREGELINGEN

Voor alle nieuwe maatregelen die in het bijzonder bestaande verlofhouders kunnen treffen, zijn in de circulaire onder 2.8 overgangsmaatregelen opgenomen. Dat is niet nieuw; overgangsregelingen zijn eigenlijk bedoeld om een “uitsterfconstructie” te bereiken, anders dan de destijds benoemde discipline Gebruiksgeweer. Die overgangsregelingen kenden wij al voor bijvoorbeeld ongewenste wapens en de vrijgestelde wapens die (artikel 18  RWM) vóór 1 januari 2013 op verlof moeten worden bijgeschreven wanneer met die wapens de schietsport wordt beoefend.

Daar komen nu overgangsregelingen bij, zoals voor de verplichte KNSA-certificering. De overgangsregeling daarvoor houdt in dat de verplichte certificering voor bestaande verenigingen ingaat op 1 januari 2015. De overgangsregeling voor verplichte wedstrijddeelname is daaraan gekoppeld. Immers, dat gaat onderdeel uitmaken van de KNSA-certificering.

Voor het gefaseerde opbouwsysteem voor verschillende wapentypes, zoals eerder door mij toegelicht, geldt een overgangsregeling die inhoudt dat reeds bestaande verlofhouders – en dat wil zeggen degenen die over een wapenverlof beschikken vóór 1 oktober 2012 afgegeven – de gefaseerde opbouw niet van toepassing is.

Ten slotte is nog voor de discipline Gebruiksgeweer een overgangsregeling opgenomen die zodanig is dat degenen die vóór 1 januari 2013 een type wapen op hun verlof hebben staan, datalleen voor de discipline Gebruiksgeweer kan worden aangewend, deze vuurwapens niet worden aangemerkt als ongewenst, en dus wanneer dat door de verlofhouder kan worden aangetoond op verlof mogen blijven staan en ook mogen worden verkocht. De mogelijkheid tot  verkopen van dat vuurwapen aan een collega-schutter in Nederland zal in de praktijk echter een dode letter blijken te zijn omdat die collega-schutter daarvoor geen discipline kan opgeven, wanneer dat wapen uitsluitend voor Gebruiksgeweer zou zijn toegelaten.

This entry was posted in Niet gecategoriseerd. Bookmark the permalink.